Veel van onze onbewuste overtuigingen, gedragingen en patronen vinden hun oorsprong in de systemen  waarin we zijn opgegroeid. Als eerste en vaak belangrijkste systeem, ons gezin van herkomst, en later in systemen als de schoolklas,  een team, een vereniging en werk.

We hebben bekrachtigende en beperkende patronen, vaak uit loyaliteit, meegenomen. Deze (beperkende) patronen kom u in uw huidige leven vaak weer tegen binnen nieuwe systemen bijvoorbeeld uw relatie of uw werk. Met familieopstellingen kunt u deze onbewuste patronen weer zichtbaar maken.

De oorsprong van de methodiek systemisch werken ligt onder andere bij Bert Hellinger en Virginia Satir. Hellinger ontdekte de kenmerken van elk systeem en ontwikkelde een methode om hiermee te werken en de oorzaken inzichtelijk te maken. Hij ontwikkelde het systemisch werken in eerste instantie voor het werken met families (familieopstellingen), later deed hij dat ook voor organisaties (organisatieopstellingen).

Het systeem staat centraal. Wij worden grootgebracht in systemen en krijgen daarin een plek toegewezen of nemen die in. De plek in het systeem is essentieel. Leden van een systeem hebben een plek, deze plek is niet altijd de juiste. Het vinden en innemen van de eigen juiste plek wijzigt oude remmende patronen, maakt het mogelijk verstrikkingen op te heffen en stelt u in staat uw plek in het leven te nemen.

4 BASISPRINCIPES

  1. Ordening: het innemen van de juiste plaats en plek, en het dragen van de daarbij behorende verantwoordelijkheid. Alle plekken staan in een rangorde ten opzichte van elkaar
  2. Geven en nemen: Geven en nemen dienen evenredig in balans te zijn
  3. Erbij horen: iedereen heeft evenveel recht op een plek. Niemand mag vergeten of buitengesloten worden.
  4. Erkennen wat er is

Als er aan deze basisprincipes niet wordt voldaan, kunnen er patronen en symptomen ontstaan waar we in het dagelijks leven mee worden geconfronteerd. Bijvoorbeeld, je best blijven doen of hard werken om te blijven voldoen aan verwachtingen. Of je best blijven doen om de last van een ander te ontzien. Of het leed van een ander proberen te verzachten (meestal van een van de ouders). Of je best blijven doen om iemand te vervangen  die verdwenen of overleden is.

Voorbeelden van patronen of symptomen zijn

  • Angstig zijn
  • Gebrek aan ondernemerschap
  • Doelen niet halen
  • Niet weten wat je wilt
  • Onzekerheid
  • Niet productief zijn
  • Onduidelijke lichamelijke klachten
  • Onrust
  • Extreem verantwoordelijkheidsgevoel

Deze symptomen kom u misschien wel dagelijks tegen in verschillende contexten als relatie, sport, werk, vrienden, gezin, etc. Vanuit de symptomen komen met behulp van een opstelling de onderliggende dynamiek aan het licht.

Therapeut
Giny Masselink